KLA4 is een acroniem voor Krachtige Leerbelangrijke A4. De tips en bijhorende materialen ondersteunen en inspireren je schrijfonderwijs in de basisschool.
Tekstsoort, teksttype, tekstgenre … het zijn allemaal termen die een beetje verschillend zijn, maar die verschillen zijn hier niet betekenisvol. We gebruiken de term ‘tekstgenre’ om het gemakkelijk te maken.
Bij elke schrijfles heb je een tekst voor ogen. Een tekst heeft altijd een doel dat je wil bereiken bij de lezer. Dat doel geeft een tekst specifieke kenmerken en taalgebruik.
In de bijlage ‘een waaier aan teksten’ vind je een handig overzicht van tekstgenres: vertelling, verhaal, gedicht/poëzie, verslag, beschrijving, verklaring, instructie, oproep/verzoek, persoonlijke reactie, standpunt, beschouwing.
Deze tekstgenres bieden veel kansen om directe schrijfinstructie te geven: bied leerlingen schrijfkennis aan en leer leerlingen schrijfstrategieën aan. Stel heldere en duidelijke schrijfdoelen voorop en licht die toe aan de leerlingen. Die doelen kunnen proces- of productgericht zijn. Bijvoorbeeld: de lezer overtuigen om naar jouw feest te komen, drie redenen geven die je standpunt verduidelijken, ideeën verzamelen in een spinnenweb en de belangrijkste markeren.
Schrijven wordt nog te vaak gezien als een individuele bezigheid. Niets is minder waar, schrijven is interactie. Samenwerkend schrijvend bevordert het proces en product bij schrijfonderwijs. Tijdens schrijflessen wissel je best individueel schrijven en coöperatief uitwisselen af.
Laat groepjes leerlingen samen brainstormen over de inhoud van de taak. Samen brainstormen reikt ideeën aan om rijk te starten. Dit kan zowel voor tekstinhoud als tekststructuur. Een rijke intro motiveert en inspireert kinderen om het schrijfproces te starten.
Loop tijdens schrijfmomenten rond, toon interesse en stel bijkomende vragen. Gids de leerling door het proces en zet in op motivatie. Geef tips voor mooie taal en correct schrijven. Speel in op de ondersteuningsnoden van je leerlingen.
Laat kinderen elkaars werk lezen en elkaar tips en feedback geven. ‘Peerresponse’ werkt een mooi schrijfproduct in de hand. Formuleer daarbij een positieve vraag: “Hoe kan je de tekst nog beter maken?”
Je schrijft altijd voor iemand. De beste feedback komt van de ‘echte lezer’ (en niet van de leraar in het werkkatern van de methode). Denk bij elke schrijfles na hoe je een publiek functioneel kan betrekken als lezer: klasgenoten, andere leerlingen in de school, collega’s, (groot-)ouders …
Goesting hebben om te schrijven is belangrijk. Uit onderzoek blijkt dat bij schrijfonderwijs ‘jongensgoesting’ en ‘meisjesgoesting’ bijvoorbeeld verschillend zijn. Het ABC van de motivatietheorie helpt je om je onderwijs te pimpen in de richting van ‘willen’ in plaats van ‘moeten’.
Laat de leerlingen mee invulling geven aan hun taak. Je kiest zelf een onderwerp waarrond je schrijft binnen een tekstgenre. Of omgekeerd: je kiest zelf een tekstgenre bij een onderwerp. Andere voorbeelden van autonomie: je kiest zelf wie je om hulp of feedback vraagt, met welke leerlingen je in een groepje zit …
Je wil erbij horen, positieve relaties hebben en je gewaardeerd voelen. Tijdens het schrijven kan dat door samen te werken met klasgenoten die je graag mag. Bij peerresponse zet je in op waardering. Je laat leerlingen focussen op hoe je de tekst nog kan verbeteren (en niet de fouten opsporen). Jijzelf kan leerlingen met specifieke noden doelgericht ondersteunen. Extra model zijn, een stukje samendoen, waarderende feedback uitspreken …
Positieve leerervaringen dragen ertoe bij dat je je bekwaam voelt. Je ervaart groei en succes. Je kan hier concreet op inzetten door te zorgen voor structuur, duidelijkheid, gepaste uitdagingen, haalbare tussendoelen en constructieve feedback.
Goede feedback moet je meteen geven en moet informatie bevatten die een leerling kan gebruiken bij een volgende opdracht om beter te doen. Zo knappen je leerlingen niet af op je feedback en blijven ze gemotiveerd om verder te leren.
Jij kan al veel doen in je klas. Maar samen met een collega kan je nog meer. Organiseer je schrijfonderwijs eens voor twee klassen samen en benut die kans om jezelf en je collega te professionaliseren. Samengevat: je ontwerpt samen een les (met bv. tips uit KLA4). Een collega geeft de les en de andere collega observeert leerlingengedrag in relatie tot het lesontwerp dat je samen maakte. Waar reageerden onze leerlingen goed op, waar zagen we flow … Je bespreekt met elkaar en een volgende keer wissel je de rollen.