De voorbije dagen laait de discussie over centrale toetsen in ons onderwijs weer op. Aanleiding daarvoor is de aankondiging van minister van Onderwijs Ben Weyts om op 1 januari 2021 een universitair steunpunt op te richten dat hier werk van moet maken. De meeste stemmen klinken vóór of tegen, terwijl de discussie eigenlijk zou moeten gaan over het ‘waarom’ van centrale toetsen: wat willen we wél en niet bereiken en hoe pakken we dat vervolgens best aan? OVSG pleit voor dubbele winst: ga uit van de bestaande gevalideerde toetsen zoals de OVSG-toets en versterk die. Dat kost niet alleen minder, het biedt ook de beste garanties om opgebouwde expertise en draagvlak te benutten.
Vandaag maakt OVSG de Vlaamse gemiddelde resultaten bekend van de OVSG-toets, een eindtoets voor het zesde leerjaar basisonderwijs die in 95% van de scholen in het officieel basisonderwijs wordt gebruikt. Ook in de coronacrisis zagen onze basisscholen de meerwaarde van die toets in: 87% van de stedelijke en gemeentelijke scholen die eerder inschreef, besloot alsnog om deel te nemen. Dat doen ze omdat ze weten dat de OVSG-toets méér is dan een toets. Het is een instrument dat aanleiding geeft tot een globale kwaliteitswerking op school. Als een school merkt dat voor een bepaald vak de resultaten tegenvallen, kan ze die gericht aanpakken, hierbij begeleid door onze pedagogische begeleidingsdienst. Na zo’n proces van samen werken aan de kwaliteit, verbeteren de resultaten zichtbaar. De toetsresultaten van de daarop volgende schooljaren, maken het mogelijk om de impact en effectiviteit van de acties op te volgen en zo nodig bij te sturen.
In een recente opiniebijdrage (De Standaard, 1 juli 2020) haalt prof. Wouter Duyck argumenten voor centrale toetsen aan. Het is de vraag of het dan om nieuwe toetsen moet gaan? De OVSG-toets maakt die rol nu al in grote mate waar. De OVSG-toets is wetenschappelijk gevalideerd, hij wordt zorgvuldig uitgedacht en ontwikkeld door experten uit de pedagogische begeleiding. Het gaat om een ‘externe’ toets, die los staat van de gebruikte handboeken. De analyse van de resultaten biedt data aan de school en de toetsresultaten vormen een krachtige motor om structureel te werken aan onderwijskwaliteit op schoolniveau. Om dat laatste te waarborgen zorgt OVSG voor gerichte begeleiding en nascholing. Kortom, we hoeven dus helemaal niet van nul te beginnen.
Waarom dus het warm water opnieuw uitvinden als we in Vlaanderen al sterke, gevalideerde toetsen hebben? Want naast de OVSG-toets zijn er o.a. ook de IDP-proeven van het katholiek onderwijs en de peilingsproeven van het STEP. Wij pleiten er daarom voor om de bestaande instrumenten te versterken. In plaats van het goede werk overboord te gooien en een nieuw steunpunt op te richten dat van een wit blad vertrekt, kunnen OVSG en andere makers van gevalideerde toetsen in gesprek gaan met de overheid en de academische wereld om hun toetsen te versterken in functie van de doelen die we willen bereiken. Zo maken we gebruik van de expertise die er al is en kunnen we de broodnodige kwaliteitswerking die volgt na toetsafname in onze scholen voortzetten. Ten slotte spaart het ook veel belastinggeld uit.
Dat is een pak efficiënter dan een totaal nieuwe toets op te bouwen in een nieuw centrum. Resultaten meten op een snelle, efficiënte en wetenschappelijk onderbouwde manier, gekoppeld aan gerichte begeleiding en ondersteuning van de scholen: dat is wat ons onderwijs nodig heeft. Laten we dus vooral de handen in elkaar slaan. De brandblusser waar Wouter Duyck naar verwijst, hoeft niet vanuit het niets te worden gefabriceerd. Hij hangt al in de gang. Eerder dan een duur, nieuw exemplaar, hebben we nood aan investeringen die iedereen helpen om de bestaande instrumenten gericht te hanteren. Daarvoor zijn wij alvast vragende partij.
Patriek Delbaere, algemeen directeur OVSG, Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten