De bewijslast ligt bij de partij die beweert schade te hebben geleden door de fout van iemand anders. De schadelijder moet drie dingen kunnen aantonen: er is sprake van een fout, er is sprake van schade en er is een oorzakelijk verband tussen de fout en de schade.
Als die drie voorwaarden vervuld zijn, moet de schadeverwekker een schadevergoeding betalen, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie (zie verder). Uiteraard is het niet altijd eenvoudig om dit bewijs te leveren.
Volgens artikel 6.6 B.W. kan het gaan om:
De algemene zorgvuldigheidsnorm vereist een gedrag zoals je van een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde situatie zou mogen verwachten.
Of iemand ‘voorzichtig en redelijk’ heeft gehandeld, is altijd een feitenkwestie waarover de rechter uiteindelijk beslist.
Die kan onder andere rekening houden met:
Bijvoorbeeld:
Als niemand in de fout gaat (bv. tijdens de middagpauze struikelt een leerling en breekt een tand door de val), treedt het aansprakelijkheidsregime niet in werking. Bij de meeste schadegevallen is dit zo. Afhankelijk van de situatie wordt er dan beroep gedaan op de ongevallenverzekering van de school of van de ouders.
Schade wordt volgens artikel 6.24 B.W. gedefinieerd als ‘de economische en niet-economische gevolgen van de aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang’.
Alleen zekere schade leidt tot schadeloosstelling (art. 6.25, eerste lid B.W.). Toekomstige schade leidt tot schadeloosstelling als zij het zeker gevolg is van de actuele aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang (6.25, tweede lid B.W.).
Er zijn verschillende soorten schade (artikelen 6.26 – 6.27 B.W.):
Volgens de nieuwe regels ontstaat aansprakelijkheid wanneer het feit dat tot schade leidt een noodzakelijke voorwaarde is geweest voor die schade (conditio sine qua non of CSQN) (artikel 6.18, §1, eerste lid B.W.). Simpel gezegd: zonder dit feit zou de schade zich, in de concrete omstandigheden die bestonden tijdens het schadegeval, niet hebben voorgedaan zoals deze zich heeft voorgedaan.
Soms is er sprake van een voldoende voorwaarde. Dit betekent dat een feit op zichzelf misschien niet de noodzakelijk voorwaarde voor de schade is omdat er andere gelijktijdige feiten (al dan niet samen) voldoende zijn om de schade te veroorzaken. De samenloop van gelijktijdige feiten kan m.a.w. ook tot aansprakelijkheid leiden (artikel 6.18, §1, tweede lid B.W.).
Aansprakelijkheid vervalt als het verband tussen het feit en de schade zo ver verwijderd is dat het onredelijk zou zijn om de schade toe te rekenen aan de aangesproken persoon.
Hierbij houdt de rechter rekening met (artikel 6.18, §2 B.W.):
We helpen je graag verder. Contacteer de juridische dienst voor jouw onderwijsniveau.