De Heilige Drievuldigheid: fout – schade – oorzakelijk verband

De bewijslast ligt bij de partij die beweert schade te hebben geleden door de fout van iemand anders. De schadelijder moet drie dingen kunnen aantonen: er is sprake van een fout, er is sprake van schade en er is een oorzakelijk verband tussen de fout en de schade.

Als die drie voorwaarden vervuld zijn, moet de schadeverwekker een schadevergoeding betalen, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie (zie verder). Uiteraard is het niet altijd eenvoudig om dit bewijs te leveren.

Wat verstaan we onder een fout?

Volgens artikel 6.6 B.W. kan het gaan om:

  • een wetsinbreuk: dit is de schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag oplegt of verbiedt (bijvoorbeeld schuldig verzuim, m.a.w. geen hulp verlenen aan een persoon in nood, artikel 422bis van de Strafwet);
  • een onzorgvuldigheid: dit is een schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm. 

De algemene zorgvuldigheidsnorm vereist een gedrag zoals je van een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde situatie zou mogen verwachten.

Of iemand voorzichtig en redelijk’ heeft gehandeld, is altijd een feitenkwestie waarover de rechter uiteindelijk beslist. 

Die kan onder andere rekening houden met:

  • de redelijkerwijze voorzienbare gevolgen van het gedrag, m.a.w. de kenbaarheid van het risico;
  • de evenredigheid van het risico dat de schade zich voordoet, haar aard en haar omvang ten opzichte van de inspanningen en maatregelen nodig om haar te vermijden;
  • de stand van de techniek en van de wetenschappelijke kennis;
  • de eisen van goed vakmanschap en goede beroepspraktijken;
  • de beginselen van goed bestuur en goede organisatie (voor rechtspersonen).

Wanneer is er geen fout?

Wettelijk omschreven uitzonderingsgronden

Bijvoorbeeld:

  • Overmacht (artikel 6.7 B.W.): het was onmogelijk om de regel na te leven door een onvoorziene of onvermijdbare situatie. Opgelet! Er is geen overmacht als de onmogelijkheid te wijten is aan de eigen fout. 
  • Onoverwinnelijke dwaling, in feite of in rechte: iemand wist écht niet (en kon ook niet weten) dat hij iets verkeerd deed.
  • Fysieke of psychische dwang: iemand kon geen vrije keuze maken.
  • Noodtoestand: iemand moest een keuze maken om een groter gevaar te vermijden.
  • Wettige verdediging: Wanneer iemand zichzelf verdedigt omdat hij wordt aangevallen of bedreigd, en die verdediging nodig én in verhouding is tot de aanval of dreiging
  • handelen op bevel van de wet of van de overheid, als dat bevel niet duidelijk onwettig is
  • Toestemming: wanneer de persoon die schade heeft geleden, toestemming heeft gegeven voor de schade aan zijn eigen belangen.

Niemand gaat in de fout

Als niemand in de fout gaat (bv. tijdens de middagpauze struikelt een leerling en breekt een tand door de val), treedt het aansprakelijkheidsregime niet in werking. Bij de meeste schadegevallen is dit zo. Afhankelijk van de situatie wordt er dan beroep gedaan op de ongevallenverzekering van de school of van de ouders.

Wat verstaan we onder schade?

Schade wordt volgens artikel 6.24 B.W. gedefinieerd als de economische en niet-economische gevolgen van de aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang’.

Alleen zekere schade leidt tot schadeloosstelling (art. 6.25, eerste lid B.W.). Toekomstige schade leidt tot schadeloosstelling als zij het zeker gevolg is van de actuele aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang (6.25, tweede lid B.W.).

Er zijn verschillende soorten schade (artikelen 6.266.27 B.W.):

  • Patrimoniale schade = economische schade zoals waardeverlies, kosten of winstderving.
  • Extra-patrimoniale schade = niet-economische schade door aantasting van persoonlijke integriteit (fysiek of psychisch).
  • Schade bij terugslag (repercussieschade) = eigen schade die ontstaat door aantasting van het belang van een ander.

Wat verstaan we onder oorzakelijk verband?

Volgens de nieuwe regels ontstaat aansprakelijkheid wanneer het feit dat tot schade leidt een noodzakelijke voorwaarde is geweest voor die schade (conditio sine qua non of CSQN) (artikel 6.18, §1, eerste lid B.W.). Simpel gezegd: zonder dit feit zou de schade zich, in de concrete omstandigheden die bestonden tijdens het schadegeval, niet hebben voorgedaan zoals deze zich heeft voorgedaan.

Soms is er sprake van een voldoende voorwaarde. Dit betekent dat een feit op zichzelf misschien niet de noodzakelijk voorwaarde voor de schade is omdat er andere gelijktijdige feiten (al dan niet samen) voldoende zijn om de schade te veroorzaken. De samenloop van gelijktijdige feiten kan m.a.w. ook tot aansprakelijkheid leiden (artikel 6.18, §1, tweede lid B.W.).

Aansprakelijkheid vervalt als het verband tussen het feit en de schade zo ver verwijderd is dat het onredelijk zou zijn om de schade toe te rekenen aan de aangesproken persoon. 

Hierbij houdt de rechter rekening met (artikel 6.18, §2 B.W.):

  • Het onwaarschijnlijke karakter van de schade, gezien de normale gevolgen van het feit.
  • De omstandigheid dat dit feit niet op betekenisvolle wijze heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade. 
De inhoud van deze pagina is bijgewerkt op: 12 juni 2025.

Zit je nog met vragen?

We helpen je graag verder. Contacteer de juridische dienst voor jouw onderwijsniveau.

Contacteer onze juridische dienst